Bijna iedereen heeft een favoriet kledingstuk. Vaak is dat een spijkerbroek, wat in mijn geval ook zo was. Hij zat werkelijk heerlijk, uiteraard, was niet te donker en ook niet te licht maar precies goed van kleur en hij liet zich combineren met om het even stoer, romantisch, sportief, chic of nonchalant. Ik zie ‘m nog hangen en ik herinner het me als de dag van gisteren dat ik direct wist: die past en die past perfect. Voor een luttel bedrag hing ‘ie te koop bij de kringloopwinkel. Gloednieuw nog.

Hij hing daar niet lang, dat fonkelnieuwe afdankertje, want hij werd enthousiast door mij geadopteerd.

In ruil voor wat hij mij leverde, bood ik hem een lang leven vol goede zorg. Meer dan een decennium frequente draag-, was- en strijkbeurten heeft hij doorstaan, en hoe. Het zullen wellicht de vele jaren van trouwe dienst zijn die me wat treurig maken. We hadden echt een heel hechte band, maar al mijn toewijding kon het onvermijdelijke niet voorkomen. Het onafwendbare was al uitgesteld, heel lang zelfs.

In de afgelopen tien jaar wisselde mijn lichaamsgewicht wel eens, maar daar wist hij soepel mee om te gaan. Op het moment van knappen zaten er geen pondjes te veel op mijn heupen of dijen, dus daar lag het niet aan. Het was gewoon een kwestie van aftakelen, opraken. Zo gaat dat nou eenmaal, hoe zorgzaam je ook bent.

Wat is dat toch dat ik hem na de laatste wasbeurt niet gewoon in de zak met oud en versleten goed heb gestopt? Ik vind het ronduit belachelijk, werkelijk lachwekkend, dat ik maar geen afscheid kan nemen. Het is maar een broek. Perfect, dat wel, en dat voor een afdankertje.

Het is ook niet dat ik nu in m’n blote kont de straat op moet. Eerlijk gezegd puilt mijn kast eigenlijk wel uit. Daarin hangen nog een stuk of wat spijkerbroeken. Allerlei varianten. Ze zitten niet onaardig, maar meestal laat ik ze maar hangen. Geen enkele kan zich meten met die ene die nu al maanden ondraagbaar op de bodem van de schone was-wasmand ligt.

12-03-2015