Mijn moeders woorden “Pas op, niet aankomen, dat is heet, dat is gevaarlijk” maakten het apparaat alleen maar extra onweerstaanbaar. Bovendien moest en zou ik, uiteraard, zoals elk ukkie, zelf wel even vaststellen hoeveel waarheid er werkelijk achter haar woorden schuilging. Ik wachtte mijn kans af, geduldig, want een onbewaakt moment zou zich zeker aandienen. Toen dat moment daar was, snelde ik mij op mijn korte beentjes naar de plank waar ik mij helemaal moest uitstrekken, op mijn teentjes, om erbij te kunnen. Hebbes! En voordat mijn moeder het doorhad, laat staan nog kon ingrijpen, had ik de hete plaat van het strijkijzer al tegen mijn rechter wang gedrukt. Oei, oei, oei. De fase van lekker eigenwijs alles zelf ervaren, voelen, ontdekken. De fase van leren. Een litteken of rare vlek heb ik er niet aan overgehouden. Wel heb ik sindsdien vaker perioden dat ik tijdelijk gebrandmerkt door het leven ga. 

Het was een heel mooie witte blouse, zo eentje die je chic kon dragen met bijvoorbeeld een zwarte rok, maar die had ik in die tijd niet. Ze deed het heel goed, en zo droeg ik ‘r natuurlijk het liefst, met een spijkerbroek, want quasi sportief en tegelijkertijd de gewenste vrouwelijke allure. Nadeel was dat ze niet machinaal mocht maar met de hand in een lauw sopje moest worden gewassen, door mijzelf, want mijn moeder had wel meer te doen, wat logisch was aangezien ik niet haar enige kind was. Ik droeg ‘r zo graag en had ‘r zo vaak aan dat ze regelmatig gewassen en gedroogd veel te vroeg gereed lag voor mijn moeders volgende strijkgang. En klopte de timing wel, dan kwam het nogal eens voor dat mijn moeders strijkwijze niet strookte met hoe ik het kraagje graag had zitten. Zat het niet goed, dan liep ik ‘vur skánd’ en was mijn hele dag verpest omdat ik dan die hele dag krampachtig in de weer was om het kraagje dan maar met mijn handen goed te vouwen en het telkens weer stevig tegen mijn borst aan te drukken in de hoop dat het eindelijk ’s een keer bleef zitten zoals het moest zitten. Toen ik op een ochtend de blouse had aangetrokken bleek het kraagje wéér verkeerd gestreken. Dan maar snel even bijstrijken. Ik rende de trap af, pakte het strijkijzer uit de meterkast, rende de trap weer op, stak de stekker in het stopcontact en wachtte, vol ongeduld want ik was al te laat voor school, tot het lampje aangaf dat het ding heet genoeg was en ging toen voor de spiegel staan. Met mijn linker hand vouwde ik het kraagje om en met rechts hanteerde ik het strijkijzer. Ik keek in de spiegel en ja hoor, links zat perfect. Nu snel nog even de andere kant. Ik streek niet alleen het rechter kraagdeel plat maar ook mijn duim en op de huid van mijn decolleteetje en hals tekende zich in de loop van de dag een steeds feller rood wordende dikke streep af. Tja, voor een bakvis kan een kraagje van brandende importantie zijn.

Werken. Boodschappen. Honden. Koken. Eten. Poetsen. Studeren. Uitgaan. Zoveel te doen. Zo druk. Nu geen zin meer om nog met dat shirt aan de gang te gaan hoor, doe ik morgenochtend wel eventjes, is zo gepiept. M’n broek ligt al gereed en de strijkplank staat al klaar. Dus stond ik ’s ochtends op mezelf te mopperen, spijt dat ik de avond tevoren niet toch een paar minuutjes strijktijd had genomen. Ik was door de wekker heen geslapen en drie kwartier te laat opgestaan. Pff, de ochtend viel zwaar en het kostte me moeite mijn ogen open te houden. Traag trok ik m’n broek en beha aan terwijl het strijkijzer op temperatuur kwam. Bij de eerste lange haal over de hele lengte van het shirt perste ik niet alleen de vouw uit m’n shirt maar met de gloeiende zijkant van de bout ook die uit mijn blote buik waarmee ik slaapdronken tegen de strijkplank stond te leunen. Haastige spoed…

Het moge duidelijk zijn, ik en strijkapparaten, dat was – en is nog steeds – geen goede match. Er waren echter ook incidentjes met andersoortige warmtebronnen. Nou was mijn zusje op een dag in juli gevallen met d’r brommertje. Daar lag zij, languit op straat met bovenop haar het brommobiel, precies met de hete uitlaat op een van haar blote benen. Diezelfde zomer nodigde iemand me uit voor een motorritje. Ik mocht achterop. Stoer! Dat wilde ik wel! Toen mijn zusje ons uitzwaaide wees ze nog naar mijn blote benen: let maar op, die motor heeft óók een knalpijp! Toen we een kilometer of vijftig later tot stilstand kwamen, zag ik de pijnlijke brandwond op mijn zusjes been weer voor me. Opletten dus. Ik keek rechts omlaag en ontwaarde de zilverkleurige buis. Het leek mij beter om maar via de andere zijde af te stappen en terwijl ik me van het zadel liet zakken kwam de binnenkant van mijn linker been van enkel tot knie tot de slotsom dat de motor twee uitlaten moest hebben. Op het terrasje bestelden we een grote emmer ijsklontjes. Een gewaarschuwd mens… moet nog steeds zelf uit de doppen kijken. Of een lange broek aantrekken.

De laatste tijd schiet m’n krultang regelmatig uit de kronkel en belandt dan doorgaans met het topje op mijn voorhoofd. Na een paar weken zijn de kleine brandplekjes weer weggetrokken, maar je ziet er sowieso niets van omdat mijn pony d’r overheen hangt. Pas geleden maakte de tang plotsklaps een iets langere duikvlucht en belandde met de volle lengte tegen m’n rechterwang. Het deed een paar seconden licht pijn maar gek genoeg daarna helemaal niet meer. Voor de zekerheid toch maar even met wat water gekoeld. ’s Middags zat er op mijn wang, schuin vanaf mijn jukbeen helemaal tot aan mijn kin, toch een rode streep. Die werd de volgende dag een stuk breder en weer een dag later bleek ‘ie donkerrood geworden. Toen ik nog wat dagen later rondliep met een bruine korst, kwam mijn broer op bezoek. Zonder iets te zeggen keerde ik hem mijn wang toe. Gegrinnik. Nog steeds? Ik knikte. Kluns.

05-07-2016