Het regent dat het giet, het komt echt met bakken tegelijk uit een donkere hemel vallen. De weg staat op sommige delen blank en als we door de plassen rijden, stuift het water omhoog en opzij. Comfortabel droog kijken we met een tikkeltje leedvermaak naar de fietsers die we passeren.
“Vraag jij je nooit af waar al dat water vandaan komt?”
“Oh, dat is Jezus,” antwoordt hij stellig.
“Jezus?”
“In de hemel,” verduidelijkt hij.
Ik zucht en hij weet wat dat betekent: zijn tante snapt er weer eens helemaal niets van. Zijn ogen beginnen te stralen, want daar houdt hij wel van, als ik ergens helemaal niets van begrijp.

“Waarom weet jij dat niet?” gniffelt hij.
“Hoezo, wát weet ik niet?” reageer ik quasi boos.
“Duh, tranen, vocht dat uit je ogen stroomt en als het regent dan huilt Jezus dus!”

De ruitenwissers zwiepen de tranen van Jezus links, rechts, links, rechts, zo van de voorruit af de lucht in.
“Jezus heeft vandaag beslist een hele nare dag, denk je niet?”
Nu is het zijn beurt om verbaasd te zijn, ha, nu mag ik hém uitdagen. Ik wacht zijn reactie niet af.
“Want het regent vandaag toch veel harder dan vorige week?” Ja, hij herinnert zich vorige week nog.
“En mensen huilen meestal toch niet als ze blij zijn?”
“Soms wel hoor, als ze echt heel, heel erg blij zijn om iets.”
“Maar dan huilen ze toch niet zo hard en toch zeker niet zo lang?” Daar is hij het mee eens.
“Ja, Jezus heeft vandaag écht wel een flink vette rotdag!“ Opgetogen wipt hij heen en weer. Voor hem zijn de vraagtekens vervangen door uitroeptekens.

“Maar vraag jij je dan niet af waaróm Jezus zo’n ontzettende rotdag heeft? Hij huilt al sinds vanochtend vroeg aan één stuk door en écht veel harder dan vorige week.” Hierover moet hij nadenken.
“Dus,” vervolg ik mijn betoog, “het zal wel geen gewoon pijntje of narigheidje zijn. Volgens mij is er serieus iets aan de hand.” Het duurt even voordat hij het knopje heeft gevonden en het lichtje gaat branden.
“Jezus heeft gisteravond natuurlijk óók naar het journaal gekeken!“ Hij is er zeker van.
“Huh? Hoe kan Jezus het journaal hebben gezien, hebben ze in de hemel dan televisie?”
“Wat ben jij dom zeg! Het is Jezus, weet je nog! Die kan vanuit de hemel toch álles zien wat hij wil, dus ook het journaal!” Inderdaad, dom van mij.
“Gisteren was er bij het journaal alléén maar oorlog en zo. Bommen en schieten en heel veel dode mensen. En ook heel veel mensen moesten naar het ziekenhuis. En dat was op heel veel plekken over heel de wereld. Daar is Jezus nu heel, heel erg verdrietig over.” Daarmee is voor hem de kous opnieuw afgedaan. Maar ik trek ‘m weer op.

“En vorige week dan, toen het niet zo hard regende als nu?”
“Oh, toen zal er bij het journaal ook wel een leuk nieuwsbericht zijn geweest, denk ik.”

14-03-2013