Mijn moeder had een goed stel hersens en ook was haar beheersing van de Nederlandse taal van grote klasse. Was ze in een ander tijdperk geboren, dan had ze uit talloze banen kunnen kiezen. Nu moest ze genoegen nemen met puzzelen. Ja, puzzelstukjes, vanaf 1.000, daar kon ze wat uren aan besteden. Maar vooral, en daar doel ik op, loste ze graag woordpuzzels op. Kruiswoordraadsels, Zweedse raadsels, Doorlopers, die vond ze heerlijk. Woordzoekers waren geen uitdaging, maar wel lekker als tussendoortje. Op een gegeven moment kwamen er steeds meer Combinatiepuzzels, waar ze ook dol werd, op de markt: gaf je de juiste antwoorden op vragen van allerlei aard, zoals politiek, TV, aardrijkskunde, literatuur, showbizz en geschiedenis, dan kon je daaruit de eindoplossing vormen. Maar het liefst, echt allerliefst deed ze Crypto’s. 

Nadat ik het ouderlijk huis had verlaten, ging ik met enige regelmaat naar ons thuis voor een bakkie koffie of een hapje eten. Vaak zat mijn moeder dan met de ellebogen steunend op de achterkamertafel, de linkerhand onder haar kin, een potlood in haar rechterhand en het hoofd gebogen boven een boekje. “Hoi mam!” Ik kreeg boe noch bah als begroeting terug. Oh, wat kon ik me daar mateloos aan ergeren en oh wat mopperde ik dan: “Hee, kun je niks meer zeggen als je dochter op bezoek komt! Nou, errug gezellig hoor, fijn is dat!”. Inmiddels durf ik er open en eerlijk voor uit te komen dat ik evenzeer in een puzzel, of iets anders, wat dan ook, op kan gaan en minstens even onbereikbaar kan zijn als zij soms was.

Ik ging dan naar de keuken en schonk zelf maar mijn koffie in. “Jij ook, mam? Moet ik eerst roeren?” Een schep oploskoffie, suiker en melk in een mok, dat eerst flink roeren en daarna pas het kokende water erop gooien. Je kreeg dan een dikke schuimlaag en zo vond ze haar koffie het allerlekkerst. “Hm hm”. Eerst roeren dus.

“Wat ben je aan het maken? Kruiswoord?”
“Nee, crypto.”
“Welk nummer?”
“9.”
“Horizontaal of verticaal?”
“Verticaal.”
“Omschrijving?”
“Heel honds bevel.”
“Hoeveel letters?”
“Vier.”
“Heb je al een letter?”
“Ja.”
“Welke dan?”
“G.”
“ Op welke plaats?”
“Eerste.”
“Laat mij eens denken dan. Oh, dat moet gaaf zijn.”
En gaaf werd ingevuld.

“Welke weet je nog meer niet?” Nou waren het er over het algemeen niet veel hoor, die ze niet wist. Het was meer dat ze de gewoonte had om aan een puzzel te beginnen en alle oplossingen waar ze binnen een korte nadenktijd op kwam in te vullen, en dan door te bladeren naar de volgende puzzel waar het idem dito ging. Later zou ze dan wel terug bladeren naar de puzzels die nog lege vakjes hadden om daar langer over de mogelijke oplossing te peinzen. Of, en dat was doorgaans het geval, ze begon gewoon aan een nieuw boekje, want ze had een flinke voorraad.

Maar nu kwam ik op bezoek en brak door haar puzzelgewoonte heen. Dus ik vroeg nogmaals: “Welke weet je dan niet?”
“’s Winters zitten ze ons niet op de huid.”
“Hoeveel letters?”
“Dertien.”
“Heb je al een letter?”
“Ja.”
“Welke en waar?”
“E op vier en R op acht.”
“Draai het boekje ’s om, dan kan ik het beter zien.”
Het boekje werd omgedraaid.
“Oh, ik weet het denk ik, dat moet zomersproeten zijn.”
En zomersproeten vulde ze in.

Na mijn moeders dood, dertien jaar geleden, heb ik haar puzzelboekjes geërfd. Kruiswoord, Zweeds, Doorlopers en Combinaties, maar vooral de Crypto’s zijn me dierbaar. In een boel boekjes zijn nog steeds vakjes leeg en ’s avonds voor het slapen gaan wil ik nog wel eens gezellig samen met mijn moeder aan het puzzelen gaan. Ik ben er zuinig op, op die lege vakjes. Dus niet te lang puzzelen. Ik heb dan wel een voorraadje liggen, maar ik wil er nog zo lang mogelijk van kunnen genieten. Niet teveel denktijd nemen dus. Gewoon snel doorbladeren. Of een ander boekje van de stapel pakken.

13-05-2016